Zoveel beestjes, insecten en ongewervelden in de tuin, meer inwoners dan er mensen zijn in Nederland. Een van de bewoners op de volkstuin zijn natuurlijk de honingbijen. Van de vele verschillende soorten bijen die er zijn, leeft in onze bijenstal de apis mellifera carnica, een van de ondersoorten binnen de soort Apis mellifera (honingbij). Ze noemen hem ook wel Krainer bij, carnioolse bij of carnische bij.
De naam ‘carnica’ komt van de oude Romeinse regio Carniola Carinthia, een gebied in het zuiden van Oostenrijk tegen Kroatië en Slovenië aan.
Na de Italiaanse bij is het de meest populaire bij onder de imkers, onder andere vanwege zijn goede weerstand tegen insectenplagen en de vreedzame houding ten opzichte van de imkers. Het enige nadeel is dat deze zachtaardige bij niet zo goed tegen vochtige winters kan.
Om zo veel mogelijk honing over te houden om op te snoepen imkert Math met de Renson methode. Math: “De koningin wordt een broedbeperking opgelegd waardoor de bijen minder broed hoeven te verzorgen. Hierdoor leven de bijen langer dan op de traditionele manier, ze maken nu meer honing aan dan noodzakelijk is voor het voortbestaan van het volk. Dit is de honing die we uiteindelijk kunnen oogsten.”
Deze methode dankt zijn naam aan Henri Renson, een imker uit Cherlatte bij Luik.
Tekst: Math Mingels & Nancy Janssen